Bongwierstera State te Terzool

Ligging Deze state lag aan de Bûtlânswei bij de Hairaksbrêge onder Terzool, gemeente Súdwest-Fryslân.

Het terrein met naastgelegen boerderij op 7 mei 2011

Andere benaming Nieuw Wigara
Ontstaan Omtrent het ontstaan van de state is niets bekend, de naam komt voor het eerst voor in 1543.
Geschiedenis Evenals met betrekking tot de Albada's van Poppingawier werden in de 17de eeuw ook over de Wigara's van Terzool genealogische overleveringen opgetekend. Tussen 1500 en 1850 waren er in Terzool drie goederen die als Wigara werden aangeduid: Groot Wigara (1483, 1525, 1700), Birdama-of-Wigara (1543) en Bongwierstra-of-Wigara (1849). Het goed dat in de Nieuwe Tijd het vaakst Wigara heette, is een ander dan dat van de middeleeuwse stins; en de enige vermelding "Wigara" op een kaart (Eekhoff 1849) betreft weer een ander goed. Door recent onderzoek is de verhouding tussen deze drie Wigara's duidelijker geworden.

Behalve de drie Wigara-goederen waren er in Terzool nog verschillende andere verdedigbare huizen zoals Itsma met stinswier, De Borg van de Harinxma's en staten met adellijke bewoners zoals Haxta.

Het derde goed onder Terzool dat de naam Wigara heeft gedragen is de sate te Bongwier of Bongwierstera. Deze naam kwam het eerst voor in 1543 als Bongwierster goedt ter Sool. In 1639 en 1640 zijn Wygara erven cum sociis de eigenaars, maar als toponiem komt Wigara op de kaart van Eekhoff in 1849 voor deze plek voor het eerst voor.
Bij de eerste vermelding van Bongwier heeft het geen directe banden met de Wigara's, maar indirect juist met hun tegenstanders in de vete van 1483, de Heslinga's van Poppingawier. Het Onze Lieve Vrouwe- of Albadaleen, gesticht door de familie Heslinga alias Albada had in 1511 en in 1543 namelijk land in deze sate, dat 12 stuivers opbracht. Mede door deze rente is het goed door de jaren heen te herkennen.
Aanvankelijk was het een goed dat door eigenerfden werd verpacht. In 1511 was Peer Mennaz met zijn broers en zusters eigenaar van de ene helft, Oeds Steenbicker van de andere helft.(1) Een zoon van Peer was Gerrolt Piersz. Als eigenaar van Bonghwiersterguedt zei hij in 1569 aan Yghe Fongersz de huur op. In 1571 was deze eigenaar van Bongwier-Wigara met Wopcke Douwez Wigara van Birdama-Wigara curator over de weeskinderen van Wopcke Douwez op Bauckama, eigenaren van Groot Wigara. Erfgenaam van Gerrolt Piersz was zijn schoonzoon Minne Reins.(2) Deze was in 1588 voogd over een stiefkleindochter van Yghe Fongersz (de vroegere pachter van een deel van Bongwier) en in 1596 voogd over Christina van Albada van Poppingawier. (3) Zijn erfgenamen komen in 1619 met het Albadaleen tot een scheiding van het aan het leen behorende land in Bongvierstera sate.
Behalve het Albadaleen blijken ook anderen in de loop van de 16de eeuw aandelen in de eigendoms- en gebruiksrechten van Bongwier te hebben gehad. In 1571 bezat bijvoorbeeld Otto Tziallings in Wirdum, evenals de boeren van Bauckema (4) wellicht stammend uit een zijtak van de Wigara's, delen en renten in Bauckema, Bongwier en Birdema-Wigara. Doordat een dochter van hem trouwde met Douwe Wopckes Wigara (5) verkregen de Wigara's rechten in Bongwier. Gelijktijdig verkochten de erfgenamen van de oude eigenaars delen van hun recht op het goed; zo in 1639 Reyn Minnes te Sneek 20 pm in de saeten Hillama ende Bongwyr genaempt. Het Wigara-aandeel in Bongwier groeide daardoor. In 1639 hadden de Wigara's alleen nog renten uit Bongwier, in 1640 hadden zij (samen met anderen) de eigendom en ook het stemrecht. Zowel door persoonlijke banden tussen de eigenaars en bewoners als wat betreft de eigendom waren er zo dwarsverbanden tussen de drie Wigara-goederen, dan wel hun eigenaars en bewoners.(6)
Een andere ontwikkeling was dat ook de erfgenamen van de pachter de zogenaamde "bruikma", het afzonderlijke recht om het goed te pachten, van de hand deden. In 1651 verkochten zo de kinderen van Doytse Piers (de pachter in 1639 en 1640) hun rechten aan Gerrit Oenes (Rouckema). Deze wist zijn rechten uit te breiden; in 1666 kon hij daardoor 16 pondemaat verkopen aan Jeltien Terwisscha, weduwe van Suffridus Lycklama à Nijeholt, grietman van Ooststellingwerf. Zij vermaakte in haar testament van 1678 haar talrijke goederen aan haar zusters. Daardoor behoorde Bongwier in 1698 voor de helft aan de generaal Menno van Coehoorn (erfgenaam van Wigara) en voor de andere helft aan de heer Arent Barels, zoon van Jeltjes zuster Antyn van Terwisga. De kleindochter van Arent Barels was getrouwd met Albartus Hubbelink die nomine uxoris in 1728 eigenaar van de Terwisga-helft was.
Uiteindelijk wisten de erfgenamen Wigara (Coehoorn, Limburg-Stirum) de gehele sate Bongwier te verkrijgen: Anna A. van Limburg-Stirum was in 1832 de enige eigenares. (7)

De naam Wigara voor de (voormalige) huisplaats van Bongwier in 1849 zal gezien moeten worden als een benadrukken van de herkomst en de ouderdom van het Limburg-Stirum-bezit in Terzool. (8) Omdat de berichten over de Wigara's uit de kroniek van Worp van Thabor ook in de beschrijving van Terzool in de Tegenwoordige Staat van Friesland (1785-1788) waren overgenomen, bleef "Wigara" een begrip. (9)
Wat betreft zijn ligging was Bongwierstra te vergelijken met de naburige sates van de Grote en Kleine Terzoolster Weeren. In alle gevallen ging het om - ten opzichte van Terzool en Sibrandaburen secundaire - bewoning op relatief slechte venige grond. Wel lag het mogelijk strategisch, aan de Bangavaart vanuit Poppingawier. Een stins zal het goed niet gekend hebben; de naam op -wier is gebruikelijk voor dorpen, buurschappen en huisplaatsen in het overgangsgebied van klei en veen. In 1708 (floreencohier) en 1718 (kaart) is Bongwier een zelfstandig bedrijf. In 1728 is het land van FC10 en FC12 tot één bedrijf samengevoegd; in 1832 en 1849 is het perceel onbebouwd, hoewel Eekhoff het nog als voormalige state Wigara aangaf.

(1) In 1511 was Aeyla Geroldz gebruiker, in 1543 Feycke Mennez.
(2) In 1580 was Gerrolt Piersz kerkvoogd; Minne Reintz deed toen mede opgave van de geestelijke goederen van Terzool. RGO, 30.
(3) Zie voor haar Itsma in Terzool.
(4) Zie Groot Wigara.
(5) Birdama-of-Wigara.
(6) Tussen buren verbaast dat ook niet. Er een oude eenheid van de drie Wigara-goederen uit af te leiden, zou onjuist zijn.
(7) Haar grootmoeder was een Van Coehoorn. Haar broer en zusters waren in 1832 eigenaars van ander voormalig Wigara-goed in Terzool. Anna zelf bezat de nummers FC10 (Bongwier) en FC12, haar broer en zusters FC1 (Birdama-Wigara), FC14 en FC15. SFA, I, 260-261; kadaster, Rauwerd sectie D.
(8) Een vergelijkbaar verschijnsel deed zich voor in Oostrum, waar op de kaart van Eekhoff een van de eerder tot Tadema behorende goederen de naam Heemstra naar eerdere eigenaars kreeg.
(9) De vraag rijst wel, waarom Eekhoff het oude Birdama-Wigara, eveneens Limburg-Stirum-bezit, niet als Wigara aanwees.

Eigenaren/Bewoners familie Heslinga alias Albada (?)
1511 Peer Mennaz met zijn broers en zusters (1/2), Oeds Steenbicker (1/2)
1569 Gerrolt Piersz.
1588 Minne Reins
diverse deel-eigenaren
1698 Menno van Coehoorn (1/2) en Arent Barels (1/2)
families Van Coehoorn en Van Limburg Stirum
1832 Anna A. van Limburg-Stirum
Huidige doeleinden De state stond in het weiland op de foto rechts naast de boerderij. Van het huis is niets meer terug te vinden.
Opengesteld n.v.t.
Foto's
Bronnen Tekst: met toestemming van auteur P.N. Noomen overgenomen van www.hisgis.nl, tab "kaartlagen", keuze "Stinzen Fryslân". Die tekst is tevens gepubliceerd in "De Stinzen in middeleeuws Friesland en hun bewoners", P.N. Noomen, Uitgeverij Verloren, Hilversum 2009
Foto 1: archief van J. Leemburg