Juwsmastins te Rinsumageest

Ligging Deze State stond ten zuidoosten van de kerk van Rinsumageest, gemeente Dantumadeel.
Een andere bron zegt ten westen van de kerk.

Kaartje van de States rond Rinsumageest rond 1820

Ontstaan Jwsma hus, Juwsma fenne (1421), Juussma state (1540)
Ontstaan De oudste vermelding van de familie Juwsma dateert van 1399, terwijl de stins in 1451 voor het eerst genoemd wordt.
Geschiedenis De families Juwsma en Tjaerda hebben waarschijnlijk een gemeenschappelijke voorvader, waarvoor we terug moeten naar de 14e eeuw. Uit 1341 is een grafsteen bewaard gebleven van een Eppo, een vermogende jongeman. Op deze steen wordt een Thitardus (Tiaerd) genoemd, die in het begin van de 14e eeuw te Rinsumageest woonde. Hij is mogelijk de stamvader, want hij had in elk geval twee zoons Sidachus (Syds) en Hesselus (Hessel). Daarna komen we in 1421 Sydze/Sydachus Thiarda op Tjaerdahuis en Hessel Jwisma op Juwsmahuis, mogelijk nakomelingen van de eerder genoemde personen. Opvallend is ook dat de beide huizen vlakbij elkaar bij de kerk van Rinsumageest stonden en dat Sydze en Hessel (op kleurverschillen na) dezelfde wapen voerden: een leeuw op een schild dat hangt om de hals van een adelaar.
Hessel komen we ook al in 1399 tegen, als 'Hessel op de Geest", als hij door de Graaf van Holland, Albrecht van Beieren, benoemd wordt tot ambachtsheer van Rinsumageest. De vermelding 'op de Geest' komen we ook in 1421 tegen: 'Sydze Thiarda vpper Gast' en in 1422: 'Hessel en Sydze op der Ghaest'. In laatstgenoemde jaar sluiten ze een verbond met Focke Ukena, waarbij ook Ywe en Reneke op der Ghaest, zonen van Hessel, zegelden. Het blijkt niet uit de akte van 1422 dat zij broers waren, maar dat wordt pas duidelijk in een akte uit 1422. Beide hadden rechten op Juwsmahuis.

Ywe of Juw wordt eigenaar van Bottema State in Dantumawoude en wordt daardoor vaak Juw Bottema genoemd, terwijl zijn broer Reneke of Renick zich naar Juwsmahuis meestal Renick Juwsma noemt. Renick Juwsma sterft rond 1450.
Sjouck, de weduwe van Renick hertrouwt dan met Wopcke Bauckez, die zich dan Juwsma gaat noemen. Renick en Sjouck hebben een dochter Ebel Juwsma die in 1451 met haar oom Juw Bottema als beheerders van Juwsmahuis een overeenkomst met het klooster Klaarkamp sluiten met betrekking tot het gebruik van landerijen, die aan de Juwsmastins grensden.

Dat de Juwsmastins en het Tjaerdahuis dicht bij elkaar stonsen blijkt uit de volgende omschrijving uit 1466: 'huer huysen stonden naebyeen, datse tot (de) ander met een haeck mochten schieten'. In dat jaar ontstaat er een vete tussen de twee eigenaars. Tjaerde wilde graag het bezit van de Juwsma’s hebben, maar de stins was veel te sterk om te belegeren en in te nemen. Daarom zocht hij naar een andere mogelijkheid. In 1465 had hij Lieuwe of Lyuue Jellinga uit de Dokkumer hoek en zijn volk gerekruteerd. Die legden zich in de pastorieschuur, die vlakbij de twee stinsen stond, in ` hinderlaag en toen Wopke Juwsma op zeker moment de stins uit kwam, werd hem door de bende van Jellinga de weg terug afgesneden. Wopke vlucht naar de Tjaerdastins, maar Worp komt hem niet te hulp. Wopcke springt dan vanaf de valbrug in de gracht en houdt zich aan een pijler van de brug vast. Hij wordt echter door Lyuue en zijn knechten met pijlen en lange spiezen doodgestoken.
Wopcke wordt opgevolgd door zijn zoon Popcke, maar al een jaar later wordt hij door de knechten van Worp Tjaerda doodgeslagen, zonder medeweten van Worp. Juwsmahuis vererft dan op de dochter van Wopcke: Wyts Juwsma. Zij is dan getrouwd met Juw Harinxma van Sneek. Door haar huwelijk verblijft Wyts Juwsma veel in Westergo. Misschien om te voorkomen dat Juwsma State in handen van de Tjaerda’s zou vallen, maar waarschijnlijker om het goed zelf in handen te krijgen, wordt het huis bezet door haar oom Garolt. Wyts en Juw hebben uitgestrekte bezittingen in en rond Sneek en vinden het waarschijnlijk niet zinvol om in die roerige tijden een state zo ver van hun woonplaats te hebben en daar tegen hoge kosten een voldoende aantal vechtersbazen te legeren om de Tjaerda’s af te weren. Zij verkopen in 1472 "Juwesma hws opper Geest, myt den weer [= stinswier], greft ende hornleger" aan Gaycke of Gatze Juwsma. Hier spreken de bronnen elkaar tegen, want Gaycke is een oom en Gatze een neef van Wyts en de zoon van Juw Bottema. Gatze blijkt al een koehuis en een schuur in gebruik te hebben bij het Juwsmahuis. Wyts krijgt in ruil daarvoor goederen in Dongeradeel en Dantumadeel, waaronder een aanzienlijke rente uit Oenema State in Dantumawoude.

De stad Groningen is in die tijd bezig om meer macht te krijgen in Oostergo en doen dat door belangrijke, strategisch gelegen, stinzen te verwerven, die als steunpunten kunnen dienen. In 1477 verkoopt Gatze Jusma in dat kader "Ywesma huus dat sie nu ter tyt selven bewonen mytten heerde ende den hofsteden mytten grafft ende alle de huusingen de bynnen ende buten den grafft staen ende tot den vorscreven huuse behoren mytter vysscherie ende mytter zwanenvlucht" en verder de eraan verbonden heerlijke rechten en het recht om vrij op de molen te malen. Eventueel kan de stad Groningen ook het Melkemahuis in Rinsumageest en Buttemahuis in Dantumawoude kopen, als ze daar behoefte aan hebben.
Toch blijkt dat de verkoop niet door gaat, en in 1484 wordt de stins dan verkocht aan Wilco of Wilcke Ringia/Rinia, die door de Leeuwarders van zijn stins te Stiens was verdreven en Gatze zal op één van zijn andere twee huizen, de Melkemastins in Rinsumageest of de Buttemastins in Dantumawoude, zijn gaan wonen.

De nieuwe eigenaar begint een openlijke vete tegen de stad Leeuwarden: Leeuwarders die langs de Juwsmastins komen, worden beroofd. De Leeuwarders laten het er niet bij zitten. Omdat de state veel te sterk was om te veroveren kopen ze de poortwachters om, die de poort voor hen openen. Dit vindt al in 1484 plaats, het jaar waarin de stins nog maar net eigendom van Wilco geworden is. Hij wordt gevangen genomen en naar Leeuwarden gevoerd, waarna het huis met de "mueren en dat sael" worden afgebroken; alleen "dat stinse met die poorte" laten ze staan. In dat overblijfsel legeren zich de Leeuwarders, die zich daarna in de omgeving bezondigen aan plundering en afpersing. Buurman Syds van Bottinga, een schoonzoon van Worp van Tjaerda, heeft daar al gauw genoeg van en bindt vanuit Tjaerda State de strijd tegen hen aan. Met succes. De Leeuwarders moeten uiteindelijk capituleren en nu worden ook poort en toren met de grond gelijk gemaakt. Daarmee is de Juwsmastins voorgoed verdwenen.
De grond waarop de stins gestaan heeft, wordt nu onderdeel van het ernaast gelegen Tjaerda-huis. Ook in 1540 en 1543 blijkt dat "Juussma state" nog steeds eigendom is van de familie Tjaerda.
Op latere kaarten wordt het Juwsmahuis steeds op het grondgebied van het Tjaerda-huis aangegeven als "verdwenen huis", ten westen van deze stins. Op de kaart van Eekhoff uit 1850 wordt het de huisplaats aangegeven (naar een latere eigenaar) als Juckema.

Op de plaats waar de stins gestaan heeft, zijn verschillende vondsten gedaan door de bewoners van de hier gebouwde patrimonium woningen. Tijdens het bouwrijp maken van de grond is door een werknemer uit Akkerwoude een muntvondst gedaan, die waarschijnlijk aan de familie Juwsma toebehoord heeft.
Bewoners 1341 Thitardus
1341 Hesselus (zoon)
1399 - 1422 Hessel Juwsma op de Geest
1422 - 1450 Renick Juwsma (zoon), getrouwd met Sjouck
1450 - 1466 Sjouck, weduwe van Renick Juwsma
1466 - 1472 Wyts Juwsma (dochter), getrouwd met Juw Harinxma
1472 - 1484 Gatze Juwsma, getrouwd met Eelck Feyes Eysinga
1484 Wilcke Rinia (koop)
1484 verwoest
1540 en 1543 onderdeel van Tjaerda-huis
Huidige doeleinden Er is niets van deze stins terug te vinden.
Op deze plaats bevinden zich nu woningen.
Opengesteld n.v.t.
Foto's
Bronnen Tekst: Jan Leemburg
Aantekeningen in archief J. Leemburg
Archief van Henk Talma
Stinsen en States, Adellijk wonen in Friesland, 1992
"De historie gaat door het eigen dorp" van A. Algra (ca. 1957)
Afb. 1: Jan Kooistra