Ligging |
De State Klein Hermana stond ten noorden van Minnertsga, gemeente Het Bildt,
aan de Middelweg.![]() |
Ontstaan | De state werd in de 16e eeuw gebouwd. |
Geschiedenis |
De State Klein Hermana werd waarschijnlijk gebouwd in de eerste helft van de 16e
eeuw in opdracht van Frans van Hermana, een broer van Hessel van Hermana die op het
stamslot
Hermana Stins in Minnertsga woonde.
Het nieuwe huis werd ter onderscheid van het al lang bestaande huis ‘Klein Hermana’
genoemd, waarbij de oude stins de toevoeging ‘Groot’ toebedeeld kreeg.
Waarschijnlijk stond hier al een boerderij die Frans van zijn vader geërfd had. Het
verdeelde vermogen was zo groot, dat daar nog wel een representatief huis af
kon. In 1552 erfde Johannes van Hermana de state van zijn vader. Toen zijn grafzerk na de kerkbrand in 1947 van onder de oude houten vloer tevoorschijn kwam, onthulde die een eeuwenoud geheim, nl. de plaats waar Johan Roorda uit Tzummarum in 1473 werd begraven. Eeuwenlang was bij historici onbekend waar het stoffelijk overschot van deze vechtersbaas begraven was. In de grafzerk van Johannes van Hermana is de vermelding gebeiteld dat Johan Roorda is bijgezet in de grafkelder van de Hermana’s evenals zijn vrouw Rindts van Jongama. Zijn broer Hessel was naast een studiebol een knaap die van reizen hield. Vanaf zijn 17e jaar studeerde hij aan verschillende universiteiten in Duitsland, Engeland, Frankrijk en Spanje en reisde hij door heel Europa en zelfs tot in Palestina, waar hij tot ‘Ridder van Jeruzalem’ geslagen werd. Hij trouwde pas in 1596 op 36-jarige leeftijd met Anna van Liauckama uit Sexbierum. De zilveren huwelijkspenning is bewaard gebleven. Anna stierf 7 jaar later in het kraambed. Hessel overleed kinderloos als laatste mannelijke telg van zijn geslacht op Klein Hermana in 1624 op 64-jarige leeftijd. In 1648 werd Klein Hermana bewoond door Goffe van Camstra en zijn vrouw Aeltie van Juckema. Hun namen stonden op de kerkklok van Minnertsga die in 1648 gegoten werd. Rond 1660 werd Tjalling Homme van Kamstra eigenaar van de state. In 1663 trouwde hij met Susanna Margaretha van Donia. Naar de mode van die tijd werd beiden een steen in de poort gemetseld met hun beider familiewapens, hun initialen en het huwelijksjaar. Deze wapensteen is in bezit van het Fries Museum te Leeuwarden. In het prentenkabinet van dit museum is ook een tekening van een state met het onderschrift: "Het slot Tjessinga, nu Thuksmud genaamt, te Minnertsga in Barradeel, behoort juffr. Vokel Berber weduwe Kamstra". Zoals bij wel meer tekeningen van Jacob Stellingwerf het geval is, is dit onderschift fout. Er is in Minnertsga geen state geweest die Thuksmud genoemd werd. De schrijver heeft de initialen van Tjalling en Susanna THVK en SMVD aangezien voor de naam van het huis. Dat deze tekening niet van Tjessinga State is, is eenvoudig vast te stellen door de bouwstijl en door de vermelding van de eigenaresse, nl. de tweede echtgenote van Tjalling Homme van Kamstra; Fokel Berber van Burmania. In augustus 1719 bleef Fokel van Burmania op de state achter met haar schoonzoon Arent van Haersolte, toen Tjalling stierf en slechts twee dagen later ook hun dochter Rienckje. Arent nam de plaats van zijn schoonvader in als grietman van Barradeel en in 1721 gaat hij met zijn tweede vrouw Jets Maria van Grovestins en een flinke rij kinderen uit zijn eerste huwelijk op Klein Hermana wonen. Kon Fokel niet opschieten met de nieuwe echtgenote opschieten of werd het haar te druk in huismet al die kinderen? Feit is dat Arent van Harsolte in oktober 1721 een zogenoemde ‘wandelkoop’ sloot met Margaretha van Dambitz die met haar man Jhr. Fecco van Sytzama op Camstra State onder Wirdum woonde. Daarbij ruilde hij zes pondemaat van zijn landerijen onder Sexbierum tegen ‘het Roodhuis’ dicht bij de kerk in Minnertsga. Op die ongeveer twee hectare land zal vast en zeker een stem gerust hebben en misschien zelfs twee, anders zou de waarde lang niet opgewogen hebben tegen een groot woonhuis in een ruime hof en verdere aan- en toebehoren. Beide bezittingen werden gelijkgesteld in waarde, namelijk 1.200 goudguldens. De moeder van zijn eerste vrouw, Fokel van Burmania, weduwe van Tjalling Homme van Camstra, ging er vanaf dat moment wonen. Zoon Rutger volgde zijn vader op, zowel als eigenaar van Klein Hermana als in de functie van grietman van Barradeel. Zijn portret in het kleurige blauwrode uniform van stafofficier in het regiment Oranje-Friesland onder Willem Carel Hendrik Friso hangt in het Fries Museum. Later was hij nog lid van de Admiraliteit van Harlingen. Bij zijn overlijden in 1776 schonk hij f. 1.000 aan de kerkvoogdij van Minnertsga. Dat zou anno 2004 enkele honderdduizenden euro’s zijn! Doordat Rutger van Haersolte kinderloos overleed, volgde Jan baron van Echten zijn oom op als grietman en als eigenaar van de state. Jan van Echten en zijn vrouw Johanna Eritia Wielinga hadden tot die tijd op Hottinga State te Pietersbierum gewoond, dat zij van haar vader had geërfd. Bijna 20 jaar is Jan grietman van Barradeel geweest. Toen in 1795 de Fransen kwamen, moest hij zijn ambt afstaan. Een jaar later overleed hij en werd in de kerk van Pietersbierum begraven. Zijn dochter Dido Cecilia van Echten trouwde op 10 april 1798 met de van oorsprong Picardische edelman Carel Emilius Els baron d’Escury, geboren te Rotterdam op 26 mei 1779 als zoon van de Hugenoten Joan Marthe Collot d’Escury en W.C. du Tour. Hij was nog geen 19 jaar en zij nog maar net 17. Het erfgoed van Dido lag in Friesland en in Friesland zouden ze voortaan wonen. Eerst in hun grote huis aan de Wirdumerdijk te Leeuwarden en vanaf 1805 afwisselend te Leeuwarden en op Klein Hermana. En het was ’s zomers genoeglijk toeven op de state en het in de loop van bijna drie eeuwen naar 50 pondemaat uitgegroeide park eromheen. De eerste jaren verstreken ambteloos, maar er was genoeg te doen met het beheer van alle bezittingen. Toch druppelden na een aantal jaren de functies langzamerhand binnen. In 1809 werd hij door Koning Lodewijk Napoleon benoemd tot officier van de jacht in Friesland en in 1811 werd hij daarnaast benoemd tot ‘maire’ van Barradeel. Na de bevrijding was hij niet langer ‘maire’ maar ‘schout’ en vertegenwoordigde hij de ridderschap van Barradeel in de Provinciale Staten. Toen waren de jaren aangebroken dat men van alle kanten een beroep op hem deed en hij zich met zijn heel zuidelijke temperament gaf voor de wederopbouw van Friesland in het algemeen en van Barradeel in het bijzonder. Niet dat hij daarbij alle eigenbelang uit het oog verloor. Zijn bezit aan onroerend goed in deze gemeente werd erg groot. Door zijn drukke leven pleegde hij roofbouw op zichzelf en in 1827 vroeg hij de koning om ontslag uit het grietmansambt. Op 18 december 1827 nodigde hij de grietenijraad uit op de state om hen van zijn ontslag op de hoogte te stellen. Zes weken later overleed hij te Leeuwarden en werd in Minnertsga begraven. Het einde van zijn leven luidde ook het einde van zijn state in. De familie zag geen kans het onderhoud rond te krijgen. De aftakeling begon met de verkoop in 1831 van de uitgebreide bibliotheek, de verzameling schilderijen en het prentenkabinet. Een paar jaar later verschijnen de doodsberichten van de state in de Leeuwarder Courant: 21 september 1835: Klein Hermana onder Minnertsga met houten zomerhuis op afbraak verkocht. 2 december 1836: verkoop van afbraakmateriaal van het slot Hermana onder Minnertsga, waaronder 3 miljoen stenen en 12.000 dakpannen. 21 februari 1839: houtverkoop op het voormalige Klein Hermana onder Minnertsga. In de Tegenwoordige Staat van Friesland wordt in 1786 vermeld dat er in de omgeving van Minnertsga vele adellijke states geweest zijn. Van Klein Hermana wordt gezegd: '... liggende ten Noorden der buurt, en nog heden voorzien met een schoone Huizinge, poort en plantagie. Deeze State is lange jaaren door de Heeren van Kamstra en Haarsolte bewoond geweest; doch komt nu in eigendom toe aan den Heere Grietman, Jhr. Jan van Echten'. Van de State Kleine Hermana is een afbeelding bewaard gebleven van de hand van Jacob Stellingwerf uit het begin van de 18e eeuw. Het terrein van de State is toegankelijk via een poortgebouw, dat eerder voor dan boven de gracht staat. Dit poortgebouw is gedekt met een zadeldak tussen trapgevels. Het hoofdgebouw heeft een toegangspartij, die te bereiken is via een trapbordes, met links en rechts ervan 3 ramen. De State had verder een hoog souterrain met luiken en de bel-etage was voorzien van grote vensters. Het huis werd gedekt door een schilddak, waarop drie grote schoorstenen met korven en windwijzers waren aangebracht. Verder zien we op de afbeelding twee windwijzers boven het dak uitsteken, die wijzen op een vleugel achter het huis. Als we naar de vorm van het huis kijken, dan moet dit huis in de tweede helft van de zeventiende eeuw gebouwd zijn en heeft waarschijnlijk een voorganger gehad. |
Bewoners |
Wybren van Hermana - 1552 Frans van Hermana, mogelijk de stichter van de state Johannes van Hermana - 1624 Hessel van Hermana rond 1648 Goffe van Camstra en Aeltie van Juckema rond 1660 Tjalling Homme van Camstra en Susanna Margaretha van Donia rond 1721 Arend van Haersolte - 1776 Rutger van Haersolte 1776 - 1796 Jan baron van Echten, kleinkind van Arend van Haersolte 1796 - 1805 weduwe Van Echten 1805 - 1828 Carel Emilius Els baron Collot d’Escury en Dido Cecilia van Echten 1828 - 1835 Anna Clara Electa Walburga barones van Asbeck zu Berge und Münsterhausen, tweede vrouw en weduwe van Carel Emilius |
Huidige doeleinden | Op de plaats van de vroegere State bevindt zich nu een woonhuis. |
Opengesteld | Dit woonhuis is niet toegankelijk. |
Foto's |
![]() ![]() ![]() ![]() ![]() |
Bronnen |
Tekst: J. Leemburg "Beschryvinge van de Heerlyckheydt van Frieslandt" door Chr. Schotanus (1664) "Tegenwoordige staat van Friesland" ca. 1780 "De historie gaat door het eigen dorp" van A. Algra (1955-1960) "Om toer en tsjerke fan Minnertsgea" van A.D. Wumkes "Minnertsgea" van P.B. Winsemius Website van Tresoar Genealogieën van André A. Buwalda Stinsen en States, Adellijk wonen in Friesland, 1992 Foto 1 en 2: J. Leemburg Afb. 1 t/m 3: Uit het archief van J. Leemburg Afb. 4: Stinsen en States, Adellijk wonen in Friesland, 1992 |