Geschiedenis
|
De eerste bewoner van de Stins die we in de archieven tegen komen is Taecke Meckema
rond 1460. Zijn dochter trouwde met de Ommelander Pibo Eernsma, die de naam Meckema
aannam.
De Stins deed dienst tot in de 16e eeuw en werd toen verlaten door zijn bewoners.
De familie Meckema verhuisde toen namelijk naar een kasteel te Kollum. Dit kasteel
was eerder in bezit geweest van de Groningers, toen zij een verbond hadden
gesloten met de Kollumers, en werd bewoond door een kastelein.
Eén van de volgende eigenaren uit deze familie was Sippe van Meckema. Hij was
aanhanger van de Bourgondiërs en moest vluchten toen Karel V in oorlog kwam met de
Gelders-Groningse partij. Hij vluchtte naar Brussel, waar hij in 1519 stierf. Nadat
Karel V zijn gezag definitief in de Noordelijke Nederlanden had gevestigd, keerden
de Meckema's terug in hun oude machtspositie.
De opvolger van Karel V, zijn zoon Philips II, werd echter door een andere Sippe
van Meckema niet gesteund, maar daarvoor in de plaats tekende hij het verbond der
Edelen. Dit had tot gevolg dat Sippe -of op z'n latijns Scipio- moest vluchten
naar Emden. Hij keerde echter al snel weer terug en werd in 1584 grietman van
Kollumerland.
Sippe van Meckema vestigde zich eerst in Dokkum en keerde pas naar zijn
voorouderlijk huis terug nadat prins Maurits Groningen in 1594 had ingenomen. Door
deze inname werden de grensstreken weer veilig. Sippe had maar één zoon, Hessel
geheten, die echter in de Slag bij Boksum in 1586 sneuvelde. Zijn weduwe was wel
al in verwachting en ze beviel van een zoon, die ze ook Hessel noemde.
Hessel van Meckema woonde samen met zijn vrouw Lisck van Eysinga op de State, maar
hij stierf al op 26-jarige in 1612: kinderloos. Zijn weduwe was toen pas 17 jaar en
ging in het 'olde Casteleins- of nieuw Meckemahuys' wonen. Zij hertrouwde later met
de Deense edelman Erik Brahe. Zij sterft in 1624, op 29-jarige leeftijd en de State
wordt geërfd door haar broer Ritscke.
Ritscke van Eysinga werd in 1639 grietman van Kollumerland. Omdat hij alleen twee
dochters had, Lisck en Poeck geheten, erfden zij de State. Na het overlijden van
beide dochters erfde de dochter van Poeck, Lucia van Sytzama, het huis.
Lucia had blijkbaar zelf geen kinderen, want na haar sterven, komt het huis in
bezit van Georg Prederik en Beatrix von Voss thoe Beesth, kinderen van haar zus
Johanna Beatrix. Deze zus was getrouwd geweest met de uit het Duitse graafschap
Lingen afkomstige Berent Heinrich von Voss zu Beesth.
Na het uisterven van deze familie in de achttiende eeuw, wordt Duco Martena van
Burmania de laatste eigenaar. In 1777 laat hij de State slopen.
Van de State is een tekening bewaard gebleven, die vervaardigd werd door Jacob
Stellingwerf in 1723. Eigenhandig had hij de tekening van het volgende bijschrift
voorzien: "t huis te Kollum in Kollumerlant, behoort den Heere". Later is er
'Meckema' en 'van Vos' ingevuld.
De Meckema State was een laag uitgestrekt gebouw van twee haaks op elkaar staande
vleugels. De State kende maar één bouwlaag tussen topgevels. De ene vleugel heeft
smalle vensters met luiken en een grote schuurdeur. De andere vleugel bestaat
eigenlijk uit twee delen. Het linker gedeelte bevat de ingangspartij, waarvan zich
links vier kleine vensters bevinden en rechts een groot kruisvenster.
Het rechter gedeelte heeft over bijna de volle breedte een aangekapte uitbouw met
smalle vensters en een tweede ingangspartij. De uitbouw is voorzien van een
ingezwenkte halsgevel, die net nieuw moet zijn geweest, toen de tekening
vervaardigd werd. Waarschijnlijk is de State omgracht geweest en werd het terrein
afgesloten door een hek in barokke stijl. Meckema is niet een zeer indrukwekkende
State geweest.
|