Geschiedenis
|
Het huis moet vóór 1500 gebouwd zijn en uit de naam valt af te leiden dat het gesticht werd
door een telg uit het geslacht Montzima dat ook de Monsma State te Blija bewoonde. Rond 1500
was de Hertog van Saksen eigenaar van het blijkbaar zeer representatieve pand.
Wopke Eekhoff schreef in 1846 over dit huis ondermeer:
“De Hertog van Saksen bezat in der tijd hier in de nabijheid nog een aanzienlijk gebouw, dat
wij, regt over Andringahuis, aan de overzijde der Oudegracht, op de Weaze aantreffen.
Oorspronkelijk was het door het adellijk geslacht MONTZIMA gesticht, en Hertog GEORG bewoonde
het, of was er althans eigenaar van, toen hij het in den jare 1515, uit vorstelijke
milddadigheid, schonk aan FOLKERT AYTTA en zijne vrouw YDT HANIA, nadat de door hen bewoonde
hoeve Barrahuis, onder Wirdum, in den strijd tegen de Gelderschen gedeeltelijk verbrand was
geworden. Na hun overlijden is dit huis, hetwelk sedert ook Ayttahuis wordt genoemd, ten deel
gevallen aan hunnen tweeden zoon, den grooten geleerde en staatsman VIGLIUS VAN AYTTA VAN
SWICHEM, die thans de hooge waardigheden van President van den Geheimen Raad der Nederlanden te
Brussel en Zegelbewaarder des Keizers bekleedt, en onlangs tot Ridder van het Gulden Vlies
verheven is. (Hij was overigens “Canselier” van het Gulden Vlies en geen eenvoudige “Ridder” –
JL). Vandaar, dat het in steen gehouwen keizerlijk wapen tusschen de pilaren van Hercules, met
het ordeteeken van het Gulden Vlies omhangen en met de zinspreuk: Plvs Oultre geteekend, den
voorgevel van dit huis versiert. Hoewel in vele hooge betrekkingen meest buiten 's lands
verkeerende, stelt hij grooten prijs op het bezit van dit gebouw, waar achter een groote hof en
stallen tot langs den Wirdumerdijk strekken.”
De genoemde steen is ingemetseld in de zijmuur van het huidige pand. Het vertoont niet meer het
keizerlijke wapen maar de korenschoof van de Aytta’s. (zie foto 2)
In aantekening 61 in zijn “Geschiedkundige beschrijving van Leeuwarden” vertelt Eekhoff verder
ondermeer:
“Dit huis, hetwelk thans nog op de Weaze, als hoekhuis van de Wijdesteeg of Ayttasteeg, bestaat,
en, hoewel sedert lang tot de woning en werkplaats van een smid vernederd, nog deszelfs ouden
vorm en vele kenteekenen van vroeger aanzien vertoont, ja zelfs het gemelde wapen nog in den
gevel voert, is in vele opzigten merkwaardig. Het wordt Montzima- en Mintzimahuis genoemd,
waaruit schijnt te blijken, dat iemand uit het geslacht MONTZIMA van Blija, later aan de AYTTA'S
vermaagschapt (zie Stamboek, 15, aant. 13), voor den stichter is te houden. Hoe het in het bezit
kwam van Hertog GEORG van Saksen, is onbekend; maar dat hij het als een vorstelijk huis (domum
Ducalem) bezat, en dat hij het in 1515, als een blijk van groote genegenheid, welken hij den
AYTTA'S toedroeg, aan FOLKERT AYTTA heeft geschonken tot eene vergoeding voor de door dezen aan
hem bewezene diensten en geledene schade… “
De heer VAN HALMAEL schreef daarover in de Friesche Volks-Almanak voor 1843: “Op dat hertoglijk
huis waren Folkert en IJdt sedert in staat, herbergzaamheid en gastvrijheid, twee hoofddeugden,
zoo van hen als van de Friezen in het algemeen, aan velen ruimschoots uit te oefenen, en in het
bijzonder, aan menig een hunner, almede door de rampen des oorlogs ongelukkig geworden
bloedverwanten. Op hetzelve borgen zich Lieuwe van Tjepma, met Eeck zijne huisvrouw en zuster
van IJdt, met zijn kroost, en Broer (van Tjepma - JL), der laatstgemelden broeder, en beide
mannen werden er het offer van naargeestigheid, welke hen langzaam ten grave sleepte. Op dat
huis schonk ook Ijdt haren Folckert nog drie telgen: twee dochters, Mints en Saep, en een zoon
Gerbrant, en eindigde zij hare dagen in het jaar 1540.”
Eekhoff vervolgt:
“Hun tweede zoon, VIGLIUS VAN AYTTA VAN SWICHEM, erfde het huis. Daar hij, in hooge betrekkingen
geplaatst, meest in België en buiten ’s lands verkeerde, liet hij het welligt door leden van
zijne familie bewonen (*). Want dat hij er prijs op stelde, blijkt uit het slot van zijn Leven
(Anal. I 54), waarin gezegd wordt, dat hij dit huis, zoowel als dat te Swichem, sierlijk heeft
laten herbouwen en vergrooten; en bewijst ook zijn Testament, van den 20 Maart 1576, waarin hij
zijn huis, genaamd Mintzima, gelegen te Leeuwarden, met al wat daartoe behoort en aan grenst,
en met al de meubelen, welke daarin bij zijn overlijden bevonden zullen worden, nalaat en
bespreekt aan de drie broeders Dr. BUCHO, FOLKERT en Dr. WIBRANT VAN AYTTA, zonen van zijnen
broeder SEERP en BARBARA VAN HETTEMA, en aan VIGLIUS, den zoon van hunnen broeder HETTE VAN
AYTTA. Voorts wil hij, dat het huis in de familie blijve, opdat zij in twijfelachtige en
gevaarvolle tijden een toevlugt hebbe; in dier voege evenwel, dat, wanneer er sommigen van hen
afwezig ofbuiten het vaderland zijn, diegene van hen, welke zich te Leeuwarden onthoudt, daarin
voor niet wonen zal, onder voorwaarde, dat hij het behoorlijk en wel onderhoude. Nog voegt hij
er bij, dat niemand hunner zijn aandeel vervreemden of bezwaren mag, maar dat het eene gedeelte
aan het andere moet toegevoegd worden, opdat het huis in den mannelijken stam der AYTTA'S of
hunne aanverwanten moge blijven, en dergelijke bepalingen meer, welke van zijne genegenheid en
zorg voor dit ouderlijke erf getuigden.
Hoe stellig deze bepalingen ook waren - wij vinden dit huis zes jaren later vermeld, wčl in het
bezit van, doch niet bewoond door het geslacht AYTTA. Andermaal werd het verheven tot eene
vorstelijke residentie van het hoofd van dit gewest. Toen BERNARD VAN MERODE, Heer van Rummen,
als Luitenant-Stadhouder van Prins WILLEM van Oranje, in 1580 het bestuur over Friesland
aanvaardde, schijnt hij dit aanzienlijk huis van genoemde erfgenamen gehuurd, en hier zijn
intrek genomen te hebben. Dit blijkt althans uit de Ms. Geestelijke Rekening van Leeuwarden van
den jare 1582, waarin wij onder de grond- of stedepachten van het konvent der Jakobijnen of
Dominikanen vermeld vinden: “Doctor Wiglius Aita huis, staende op die Weese, in welcke huis nu
die Stadtholder zijn residentie heeft, geeft jaerlicx desen conuente te grondtpacht een gouden
gulden, die men van de Gedeputeerden sal innen."
Hoogst vermoedelijk was bovengenoemde Doctor VIGLIUS VAN ATTTA de zelfde als die, welken wij als
den laatsten der vier erfgenamen vermeld hebben. Het is waarschijnlijk, dat hij de aandeelen in
het huis van zijne drie ooms verkregen hebbe, dewijl hij later steeds als eigenaar van het
geheel voorkomt, en hij ook de voorouderlijke state te Swichem bewoonde, gelijk uit de papieren
van Tjaerda state te Rinsumageest blijkt. Hij kwam als zoodanig vervolgens twee malen in
aanraking met het Stedelijk Bestuur, en wel op de volgende wijze, welke ons tevens vergunt op
de plaatselijke gesteldheid van het huis en erf een blik te slaan.
Het hoofdgebouw van twee hooge verdiepingen had toenmaals uitwendig den zelfden vorm als nog
tegenwoordig, doch bezat aan de noordzijde een driemaal langer zijpand, dat zich verder dan de
halve lengte van den tuin uitstrekte. Die hof omgaf dit gedeelte aan beide zijden, en strekte
zich tot den Wirdumerdijk uit, waar hij door een ringmuur van de straat was afgescheiden,
even als aan de zuidzijde van de Wijdesteeg. In den hoek, door beide muren gevormd was een groot
gebouw, dat tot stalling diende. Toen het Stedelijk Bestuur zich in den aanvang der zeventiende
eeuw meer en meer op het verfraaijen van de stad en derzelver gebouwen begon toe te leggen,
oordeelde het, dat de lange ringmuur van Ayttahof, op den Wirdumerdijk, deze hoofdstraat der
stad ontsierde.
Raad en Gezworene Gemeente besloten dus den 20 Januarij 1617: “dat Jr. Wiggle Aijta belastinge
sall worden gedaan, omme d' achterplaatse van sijn hoff binnen deser stede bij St. Jacobs Poorte
met bequame woningen van twe viercanten hooch t' bebouuen, ofte d' selue aan d' Stad ofte
ijemant anders t' vercopen ofte verpachten, omme met sodanighe woningen tot Eer van d' Stad
betimmert te mogen worden." Hoewel deze aanzegging drie weken later vernieuwd-, en hem “Acte
van guarand in behoorlijcken forma" toegezegd werd, ten einde hem tot allen tijden t'
guaranderen, costeloos ende schadeloos te holden," bleef Jr. AYTTA evenwel weigeren aan dit
verlangen der Regering te voldoen, op grond van bezwaren hiertegen, welke bij aan het testament
van zijnen oudoom, den President, ontleende. Het Bestuur liet dus de zaak vooreerst rusten,
doch hervatte haar weder negentien jaren later, toen het, bij Resolutie van 19 Februarij 1636,
“Viglius van Aytta tot Swichem ordonneerde, de achterplaetse van Mintsma huijsinge bij
Wirdumerpoort te verpachten, tot bouwinge van huijsingen, twee viercanten (of verdiepingen)
hoogh, des dat hem behoorlijcke Acte van guarrand sal geleuert worden." Niettegenstaande hem
die Acte werd ter hand gesteld, bleef hij, die in 1641 overleed, ongenegen om aan dit bevel te
voldoen, en ook zijne erfgenamen hebben hieraan niet voldaan vóór den jare 1664, dewijl de
kaart van dat jaar, in SCHOTANUS, ons den hof nog onbetimmerd vertoont. Eerst na dien tijd is
Ayttahof tot erven uitgegeven, en aan den Wirdumerdijk met vier huizen (Wijk D, N°. 89, 90, 91
en 92) en in de Aytta- of Wijdesteeg met drie woningen (N°. 94, 95 en 96) bebouwd. Deze wijze
van bebouwing is nog in den tegenwoordigen toestand dier huizen te onderkennen, dewijl Ayttahuis
een overbouwden uitgang heeft op den Wirdumerdijk, welke achter die later gebouwde panden langs
loopt. In het laatst der zeventiende eeuw is het huis door de erfgenamen van Jr. AYTTA
verhuurd- en tot verschillende einden gebruikt geworden. In 1682 vermelden de Stedelijke
Resolutieboeken dat de Doopsgezinden vergaderingen hielden “Op de Waese in de Huizinge van Jr.
Aita."
In 1690 was JAN MATTHYSEN daarvan huurder, toen de Regering hem liet aanzeggen, den bouwvalligen
stal te laten herstellen, ter voorkoming van ongelukken. Later is het gebouw aan de achterzijde
ten deele gesloopt, en het overige tot eene brouwerij gebruikt; en thans is de zelfde zaal,
waarin eens de beroemde Staatsman woonde, en de Stadhouder des lands gehoor verleende - eene
smidse.”
Later is op de hoek van de Ayttasteeg en de Weaze een pakhuis verrezen, waarin tegenwoordig
het café (nachtclub?) “Slot 30” gevestigd is.
|