Ligging |
Ljouwerterdyk 64, iets ten westen van het Ald Slot te Wergea, gemeente
Leeuwarden. |
Andere benamingen | Palmere gued, Palmer guedt |
Ontstaan | Het ontstaan van de state is niet bekend. |
Geschiedenis |
De oudste vermelding van Palma
is Palmere gued in 1529. Palma behoorde lange tijd aan de zelfde
families als Roorda, waaraan het grenst. Van tijd tot tijd had het ook
adellijke bewoning. Opvallend is de brede gracht rond de state. In de 16de
eeuw kreeg Palma een, eerst recent herontdekte, plaats in de
"fantastische" geschiedschrijving. In 1529 noemde Douwe Jousma in zijn testament een rente uit Palmere gued. Antoenis Galama en Douwes dochter Kunier Jousma waren in 1543 eigenaars van Palmer guedt. Evenals Roorda was ook Palmera geen oud Jousma-bezit. In de 15de eeuw had het waarschijnlijk aan de familie Wiarda uit Goutum behoord. In 1543 was het namelijk nog belast met memorielasten voor Tzalingh Wyaerda en Aeyl. In het midden van de 16de eeuw groeide rond de inderdaad opmerkelijke naam Palmera - of Palma zoals de state later werd genoemd - een fictief oorsprongsverhaal. Sibrandus Leo beschreef in zijn abtenlevens van Mariengaarde en Lidlum de overwinning van de Friezen op de graaf van Holland in 1345. De reden dat hij daar aandacht aan besteedde, was het feit dat de abdij Mariengaarde als vervolg op die veldslag haar bezittingen in Holland, met name in Marken, kwijtraakte. Om de naam Palmera/Palma en tegelijk de dorpsnaam Wergea te verklaren, localiseerde Sibrandus de veldslag in Wergea. Vanwege de verworven overwinningspalm zou het slagveld de naam Palmara hebben ontvangen en het dorp Raedvier zou voortaan Wergea (Verraga) zijn genoemd, dat is "dorp van hen die zich verdedigden". Omdat de slag van 1345 in feite bij Staveren plaats had, is in later tijd Warga als Warns geïnterpreteerd en meende men dat daar de Hollanders verslagen waren. Pas in de 20ste eeuw is Warns als slagveld geschrapt; de traditie rond Wergea bleef echter een raadselachtig gegeven. In Sibrandus Leo's poging de bijzondere en opvallende naam Palmera van een etymologie te voorzien, blijkt nu de oorsprong van dit verhaal te liggen. Vergelijkbare tradities rond namen van plaatsen en ook van stinzen kennen we uit 16de eeuw en ook uit de late Middeleeuwen. In 1640 waren Groot en Klein Palma (SC3 en SC4) eigendom van ondermeer Eliana Thonisdr van Hettinga, een kleindochter van Tiete Epez Hettinga en dus een betachterkleindochter van Douwe Jousma. Groot Palma werd door de jufferen van Hittinga zelf bewoond en werd in 1664 dan ook als edele state aangegeven. Ook in 1728 had het nog een "heerlijke" bewoning: de heer B. Nysten bewoonde de state toen zelf. De grachten rond Groot Palma zijn op de kadasterkaart van 1830 goed te zien en zijn nu nog gedeeltelijk aanwezig. In de late 19de eeuw verrees hier een fraaie kop-hals-romp-boerderij. Uit de terp zijn in de loop der jaren tientallen grote kloostermoppen te voorschijn gekomen. |
Bewoners |
- Tzalingh Wyaerda en Aeyl, voor 1500 - Douwe Jowsma, bezat in 1529 een rente uit Palma. Zoon: - Kunier Jousma, getr. met Thonis Galama. Zij waren in 1543 eigenaars van Palma goed. Hun dochter: - Hylck trouwde met Tiete Epez Hettinga. Dochter: - Thonis van Hettinga. Dochter: - Eliana Thonisdr van Hettinga, in 1640 mede-eigenares van Palma. - 2011 D. Swierstra |
Huidige doeleinden | Onbekend |
Opengesteld | n.v.t. |
Foto's |
|
Bronnen |
Tekst: met toestemming van auteur P.N. Noomen overgenomen van www.hisgis.nl, tab "kaartlagen", keuze
"Stinzen Fryslân". Die tekst is tevens gepubliceerd in "De Stinzen in
middeleeuws Friesland en hun bewoners", P.N. Noomen, Uitgeverij Verloren,
Hilversum, 2009 Foto 1 en 2: collectie Tresoar (www.tresoar.nl) Foto 3 t/m 5: Archief van J. Leemburg |