Ponga State te Marrum

Ligging Ten zuidoosten van Marrum, gem. Ferwerderadeel, ligt aan de Miedweg op een omgracht terrein Ponga State. Het terrein is beschermd als middeleeuws stinsterrein.

Tekening van J. Stellingwerf uit 1723

Ontstaan Wanneer de oorspronkelijke stins gebouwd werd is niet bekend.
Geschiedenis In 1511 was Tzalinck Pouwinga eigenaar van Ponga te Marrum. Waarschijnlijk was hij een eigenerfde, want in de lijsten van edelen en heerschappen komt hij niet voor. In 1519 was er een geschil tussen Deytse Wynia, een aanzienlijke eigenerfde in Nes (Westdongeradeel), met Jasper Aesgema over de nalatenschap van Jettye Poynga. Vermoedelijk was Jettye erfdochter van Tzalinck Pouwinga en heeft Deytse het geschil gewonnen want in 1540 was zijn zoon Kempo Wynia namelijk eigenaar en gebruiker van Pouwingahuys te Marrum. Het goed was toen 70 pondemaat groot en werd aangeslagen voor 21 floreen. In 1548 lieten hij en zijn vrouw Katerina Syarda de stins ‘vernieuwen’. Deze vernieuwing had mogelijk betrekking op de aanbouw van één bouwlaag die op de tekening van Stellingwerf uit 1723 is te zien tegen een oudere stins van twee bouwlagen aan. Mogelijk is het oude deel van de stins toen inwendig gemoderniseerd. De gevelsteen die ter herinnering aan deze verbouwing werd geplaatst is bewaard gebleven.
Na de dood van Keympo Wynia in 1572 wordt Jell van Wijnia als erfgenaam genoemd. Zij was getrouwd met Ige Gales Heslinga en woonde met hem op Harsta State te Hogebeintum. Bij akte van scheiding van de boedel van Keimpe Wijnia, dd. 25 Februari 1598 werd Ponga State toebedeeld aan Ansck van Herema. Zij was een dochter van Otto van Herema en Marij van Gratinga en gehuwd met Gale Iges Heslinga van Hogebeintum. Zij verhuurde Ponga State en in 1606 werd het goed bewoond door Frouck van Wijnia. In 1630 zouden Douwe van Walta en Tiets van Holdinga hier gewoond hebben.

Volgens het stemkohier van 1640 was Teth van Walta, zuster van Douwe, toen eigenaresse. In 1655 en 1668 was Helena van Walta eigenaresse en bewoonster; zij was gehuwd met Lodewijk Douwes van Harinxma thoe Heeg. In 1664 werd Ponga op de kaart van Schotanus als “edele state Winia” aangegeven. Helena overleed in januari 1669 en Lodewijk in maart 1670.
Vervolgens werd Ponga-State bewoond door Margaretha (of Margrieth) van Walta, dochter van Sijbrant van Walta, die een broer was van Douwe, Teth en Helena. Zij trouwde met Johan Coenders, vaandrig en edelman bij Graaf Willem van Nassau en daarna kapitein bij de Garde te voet onder de Stadhouder Hendrik Casimir. Hij testeerde op 16 augustus 1694. Zijn vrouw overleefde hem enkele jaren maar is vóór 1698 overleden. Volgens het stemkohier van dat jaar waren toen “de kinderen en erfgenamen van wijlen vrouw Margareta van Walta weduwe Coenders” eigenaren van ’t slot Ponga terwijl de boerderij gebruikt werd door Yde Sjoerds. In 1700 was het land van het slot Ponga 71 pondemaat groot en aangeslagen voor 24 floreen (gulden) 3 stuivers en 8 penningen.

Daarna kwam Ponga-State aan hun dochter Alegunda van Coenders die in maart 1697 te Marrum met Johan van Idsinga trouwde. Deze Johan van Idsinga was kapitein, kapitein te voet, commandant van de “forteressen” aan de Schelde, generaal-majoor en kolonel in dienst van de Staat der Vereenigde Nederlanden. Hij was toen hij trouwde Majoor van een regiment infanterie maar heeft op zeker moment zijn zwaard aan de wilgen gehangen want in 1728 was hij zelf gebruiker van de landerijen van Ponga State. Hij overleed in 1730. Alegunda van Coenders overleefde haar man en woonde als weduwe op Ponga State waar ze in 1746 stierf. Beide echtelieden zijn bijgezet in een grafkelder in de Marrumer kerk. Uit hun huwelijk zijn dertien kinderen geboren, waarvan enkelen op Ponga-State hebben gewoond, namelijk hun zoon Johan Roelof van Idsinga, overleden te Leeuwarden 12 November 1740. Hij was Luitenant-Kolonel bij de infanterie en is bijgezet te Marrum. Vervolgens tot 1752 hun dochter Titia Holdinga van Idsinga en uiteindelijk hun zoon Gijsbert Arentsma van Idsinga. De laatstgenoemde werd eigenaar van deze State, wat blijkt uit een akte van scheiding d.d. 6 april 1752, voor een bedrag van 13.726 caroliguldens en 15 stuivers. Hij liet het huis ingrijpend verbouwen. Zijn zoon Johan van Idsinga mocht de eerste steen leggen.
Het bestek voor 'den Heer Capt. van Idsinga' berust in het kerkvoogdijarchief van Hallum. Als metselaar trad op Klaas Volkerts van Harlingen. De steen die aan deze verbouwing herinnert staat in de gevel van de tegenwoordige boerderij en draagt het opschrift: 'Ponga State, Herboudt door den heer Gijsbert Arensma van Idsinga, ordinaris Capiteyn ter zee; En Vrouwe Willemijna Eduarda van Burmania; en door desselfs soon Johan van Idsinga den Eersten steen gelegt den 20 April 1757'. Van Idsinga werd in 1754 belast met het commando over het oorlogsschip de Phoenix „ten eijnde met het selve schip de prezenten van haar Hoog Mog. de Heeren Staten Generaal der Vereenigde Nederlanden, voor den Beij & regeering van Algiers gedestineert, derwaarts over te voeren en aan deselve te brengen". Hij overleed op 9 augustus 1760, toen hij met het schip „de Burgt van Leiden" naar Nederland voer. Er werd verteld dat zijn lijk aan boord in een dichtgebreeuwde eiken kist werd gelegd en de kist, om het stoffelijk overschot van de commandant te bewaren, met rum werd gevuld. Maar in het vaderland aangekomen ontdekte men dat de rum gevlogen was en er werd vermoed dat de matrozen zich eraan tegoed gedaan hadden. Die kist werd in 1860 op Goslinga-State te Hallum op een openbare veiling verkocht.
Wilhelmina van Burmania bleef niet te Marrum wonen want in 1761 komt de state te huur. Dan bevat het huis 'zeven kamers, een keuken, twee bodenkamers, grote kelders, een grote hovinge en keukentuin binnen de gracht en singels benevens een hovinge buiten de gracht met vruchtbomen en aangename wandelingen'. In 1763 wordt de buitenplaats opnieuw te huur aangeboden, nu door D. M. van Burmania. In 1766 wordt het huis, dat dan nog 'nieuw getimmerd' heet, te koop aangeboden. In 1768 wordt het huis wederom te huur aangeboden en in 1771 verhuurd. In 1788 is het echter voorbij en worden materialen van Ponga State te koop aangeboden. In 1786 wordt in de kerkvoogdijrekeningen reeds steen van Ponga State gekocht, verantwoord.
Sindsdien is Ponga een boerderij die in 1832 eigendom was van Thomas François Martin die op Goslinga State te Hallum woonde.

Van het in 1757 verbouwde huis kennen we geen afbeelding. Voordien stond er het gebouw dat Stellingwerf in 1723 heeft afgebeeld. Het bestond uit een conglomeraat van bouwlichamen, waarschijnlijk tegen een laat-middeleeuwse zaalstins gebouwd, rechts op de afbeelding. In het bestek van 1757 wordt gesproken van de oude zaal, waar een muur doorheen getrokken moet worden. Er achter zal gezien de lange helling van het dak op de tekening, een schuur zijn voorgesteld, waarover het bestek ook spreekt. Het woongedeelte had slechts een woonlaag met een uitgebouwde zijkamer, die in 1757 afgebroken zal zijn. Mogelijk was dit gedeelte in aanleg in 1548 ontstaan, bij welke gelegenheid de stins tevens inwendig gemoderniseerd zal zijn.
Het omgrachte terrein was toegankelijk door een poortgebouw. Aan de andere zijde tegenover de ingang van de woning is kennelijk later een vlakke brug gemaakt, die verbinding gegeven zal hebben naar de tuinen. De ringmuur moet in 1757 hersteld worden en de ruimte voor de schuur opnieuw bevloerd. Het woongedeelte wordt dan hoger opgetrokken, van nieuwe kozijnen voorzien en van 'Engelse' en 'Italiaanse' schoorsteenmantels. Een kelder moet gedicht worden en een andere gemaakt. Waarschijnlijk is het voorste stuk van het rechter bouwlichaam grotendeels gesloopt en zijn verschillende onderdelen tot een blok verenigd.
In 1966 stond op het nog door grachten en singels omgeven terrein een grote kop-hals-romp boerderij met niet onderkelderd kort voorhuis. De melkkelder was aanvankelijk in het voorste gedeelte van de schuur. In de voorste kamer waren bedsteden boven een huishoudkelder. Naast het voorhuis was een bakhuis. De boerderij kan tegen het eind van de i8e eeuw opgetrokken zijn na de sloop van de state. In de voorgevel zijn twee stichtingsstenen van de afgebroken state ingemetseld. Anno 2009 is alleen de westelijke singel voor de boerderij nog aanwezig, langs de zuidelijke en oostelijke singel is de binnengracht gedempt om ruimte te scheppen voor moderne bedrijfsgebouwen.
Bewoners 1511 Tzalinck Pouwinga
vermoedelijk Jettye Poynga
1540 Keympe Wynia
1572 Jell van Wijnia
1598 Ansck van Herema
1606 bewoond door Frouck van Wijnia
1630 Douwe van Walta en Tiets van Holdinga bewoners
1640 Teth van Walta
1655, 1668 Helena van Walta (overl. 1669)
1698 erfgenamen van Margareta van Walta, weduwe Coenders
1728 Allegonda Coenders en Johan van Idsinga
- 1740 Johan Roelof van Idsinga
- 1752 Titia Holdinga van Idsinga
1752 - 1760 Gijsbert Arentsma van Idsinga en Wilhelmina van Burmania
1832 Thomas François Martin
Huidige doeleinden Op de plaats van de vroegere State bevindt zich nu een boerderij.
Opengesteld Deze boerderij is particulier bewoond en is niet toegankelijk.
Foto's Litho van de State door D. Cannegieter (naar Stellingwerf) Kaartje met de Stinsen rond Marrum, Hallum en Hijum Foto van de boerderij in 1966
Bronnen Tekst: J. Leenburg
Elward en Karstkarel, Stinsen en States, Adellijk wonen in Friesland, 1992
D. Cannegieter, Ponga-State te Marrum, 1885
P.N. Noomen, De stinzen in middeleeuws Friesland en hun bewoners, 2009
Herma M. van den Berg, De monumenten van geschiedenis en kunst, Noordelijk Oostergo, Ferwerderadeel”, 1981
hisgis
Afb. 1: “De monumenten… Ferwerderadeel”
Afb. 2: Stinsen en States, Adellijk wonen in Friesland, 1992
Afb. 3: archief J. Leemburg
Foto 1: “De monumenten… Ferwerderadeel”