Poppingastins bij Poppingawier

Ligging Deze stins stond bij Poppingawier, gemeente Súdwest-Fryslân.
Ontstaan Onbekend.
Geschiedenis Albada-leen (Poppingawier FC8, SC8), Wytzema goed (Poppingawier FC10, SC10), Poppinga stins ende staten (Poppingawier FC1-FC2)

De genoemde drie goederen, gelegen ten zuiden en oosten van het dorp en aan elkaar grenzend, worden hier tezamen behandeld. Geen van alle hadden ze een verdedigbare stins. Voor de geschiedenis van de hoofdelingen te Poppingawier zijn ze echter wel van belang, vooral omdat ze alle drie de nauwe band tussen de adel en de kerk weerspiegelen.

Het eerste goed, het Albadaleen, werd aanvankelijk als vicarie aangeduid (1511, 1580), in 1543 als prebende waarvan de Albada's het patronaatsrecht hadden, en in de 17de eeuw als Ons Lieve Vrouue Leen en Albada leen. Het aangrenzende Wytzema heette in 1501 Wythiama gued en in 1543 Witzema huys en Wytzema guedt. Poppinga stins ende staten tenslotte is een fictief gebouw, waarover de traditie tot 1565 is terug te volgen.

Albada-leen
Het Albada-leen was tenminste sinds 1543 een prebende sine cura, die ter begeving stond (en ook nu nog staat) van Lieuwe Hettes Albada op Albada-of-Douma en zijn nakomelingen. Als stichters werden in de 17de en 18de eeuw zowel de Sytthiema's, Heslinga's als Albada's genoemd. Omdat het leen aanvankelijk ook als vicarie bekend stond, is het mogelijk dat het bovendien gedeeltelijk is gedoteerd met land van een reeds bestaande prebende met zielzorg. De onduidelijkheid over de stichters (Heslinga, Albada, Sytthiema?) en de aard van het leen (zielzorg of niet?) wordt weerspiegeld in verschillende conflicten aan het einde van de 16de eeuw tussen de Albada's, de gemeente van Terzool en een tak van de Heslinga's. Na 1618 zijn de rechten op het Onze Lieve Vrouwe leen van de afstammelingen van Lieuwe Hettes Albada, inclusief die in vrouwelijke lijn, niet meer bestreden. Sindsdien fungeert het leen daardoor tevens als het kristallisatiepunt van een in vele families omvattend "clan-achtig" afstammingsbewustzijn.
De ligging van de landerijen van Albada-leen weerspiegelen eveneens de moeilijk te interpreteren relaties met Heslinga, Sytthiema en de andere kerkelijke fondsen. Behalve de sate van het leen waren er in het leenvermogen namelijk aandelen en renten uit Heslinga en Sytthiema en belending van het leenland met het pastorieland en het kerkhof. Interessant zijn trouwens eveneens de landerijen die het leen had in goederen van de politieke tegenstanders van de middeleeuwse Heslinga's: zo twee pondemaat in Bongwiersteragoed achter de stins van de Wigara's in Terzool (1) en tien pondemaat in Wytzemagoed in Poppingawier, een belangrijk goed van de Harinxma's van Sneek.

Wytzema-goed
Zoals de Harinxma's van Sneek in Terzool de Borg hadden, zo hadden ze ook in Poppingawier een belangrijk goed, Wytzema. Daarmee hadden de Harinxma's een steunpunt grenzend aan zowel de stins van hun tegenstanders, de Heslinga's alias Albada, als aan het pastorieland. In 1501 schonk Kathryn Harinxma, vrouw van Louw Donia, het grootste deel van dit goed aan het Heilig Kruisaltaar in Sneek; in 1543 behoorde dit deel nog tot het cappelaenscap van Donye in Sneek, de rest, zoals gezegd, aan het Albadaleen in Poppingawier. In 1640 was de "papist" jonker Frittema, erfgenaam van de Donia's, eigenaar van het grootste deel van Wytzema.

Poppinga stins ende staten
Verschillende feiten die hierboven werden aangeroerd - de zeggenschap van Albada's over geestelijk goed in Poppingawier, de nabijheid van Albadaland en kerkeland, de verwantschap van Albada's en Dekema's - groeiden in het midden van de 16de eeuw uit tot een uitgebreide fictie. Ik noem slechts de hoofdlijnen. Een ridder Sicka Riuerdtz van Albada uit Goënga zou begin 15de eeuw met Katharyn Poppingha zijn getrouwd. Daardoor zou de relatie van de eerst in Goënga wonende Albada's met Poppingawier tot stand zijn gekomen. Katharyn zou de dochter van een (eveneens fictieve) Rienck Poppingha van Poppinghawyer en Tyets Rotterda zijn geweest, en de laatste weer een dochter van Riuerdt Rottaerda van Deersum(2) en Wyts Benedixma alias Oetsma van Gauw.(3)
Rienck Poppinga zou zijn stins ende staten hebben gehadt in den dorpe Poppingawier; ende soo sy geen soonen nalieten hebben het stins ende staten met die landen daertoe behorende tot een kercke besprooken ende tot die pastorye, waervan oock het dorp die naem heeft vercregen. Rienck zou vanwege de 16 stinzen die hij bezat een wapen met deze stinzen rond een rode leeuw hebben gevoerd. De rode leeuw verwees naar zijn afstamming van de graven van Holland. De Poppinga's zouden verder tot dezelfde familie hebben behoord als de Popma's van Terschelling.
Deze verhalen hadden duidelijk de bedoeling de positie van de Albada's in Poppingawier te legitimeren. Zij beschouwden zich als nazaten van de Poppinga's;(4) in hun geschil met de gemeente over de aard van het Albadaleen kwam afstamming van de kerkstichters goed van pas.
Omdat ook aan de Dekema's, die immers gemeenschappelijk grondbezit met de Albada's hadden, voorouders Albada, Rotterda en Poppinga werden toegeschreven, deelden ook zij in deze nieuw geschapen traditie. Katheryn Hottinga, weduwe van Juw Dekema, gaf in haar testament van 1528 aan de kinderen van haar zoon Hette Dekema goederen te Deersum. En aan kinderen van haar dochter Yd Dekema, gehuwd met Sicke Gratinga een rente uit Ayngweerdster clooster, gelegen onder Poppingawier. Later komt deze rente ook in Rienck Hemmema's rekenboek voor. Het lijkt er dus op dat het goed waarop Engwerd werd gesticht mede van de Dekema's en mogelijk van de Albada's afkomstig was; de Dekema's hadden met de Heslinga's/Albada's verschillende goederen gemeenschappelijk en deelden bovendien met de laatsten de traditie van een afstamming uit de Albada's.(5)

(1) Dit is niet helemaal juist uitgedrukt: aanvankelijk lijkt Bongwierstera geen relatie met de Wigara's gehad te hebben. Zie Bongwierstera-of-Wigara in Terzool. In 1619 ging men over tot een scheiding van dit leenland en de sate Bongwier.
(2) Vergelijk Rotterda te Deersum.
(3) Zie Oetsma te Goënga.
(4) Zij voerden (deels) ook een rode leeuw en pretendeerden een grafelijke afstamming. GJB (1997) 165.
(5) Zie Sytthiema en Idzerda te Poppingawier, en Rotterda te Deersum.

Bewoners Er zijn geen namen van bewoners bekend.
Huidige doeleinden Van de stinsen en stinswieren is niets meer terug te vinden.
Opengesteld n.v.t.
Foto's
Bronnen Tekst: met toestemming van auteur P.N. Noomen overgenomen van www.hisgis.nl, tab "kaartlagen", keuze "Stinzen Fryslân". Die tekst is tevens gepubliceerd in "De Stinzen in middeleeuws Friesland en hun bewoners", P.N. Noomen, Uitgeverij Verloren, Hilversum, 2009