Ligging |
Onder Aalsum, tegen de grens met Wetsens en direct ten oosten van de terp
Sybrandahuis ligt op een omgracht terrein de boerderij Stinstera (gemeente
Dongeradeel).![]() |
Andere benaming | Syptsma-goed |
Ontstaan | Over het ontstaan van de stins/state is niets bekend. |
Geschiedenis |
Uit verspreide gegevens over het grondbezit aan beide zijden van de Paesens van
twee Holwerder families - Hania en Tjessens - en uit grafschriften in de kerk van
Holwerd blijkt dat beide families trouwden met erfdochters van een familie
Syptsma te Aalsum. Worp Hania (vermeld 1485-1491) trouwde waarschijnlijk met NN Syptsma. Waarschijnlijk is zo te verklaren dat Worps nageslacht in 1511 goed onder Bornwerderhuizen bezat.(*1) Ook in Aalsum waren de Hania's gegoed: Bennert Hania's kinderen in Klaarkampstergoed op de Meen en Sypt Hania in de sate to Sandwech en oppe Heem. Naast het Syptsma-grondbezit dat op de Hania's was vererfd, had ook de familie zelf in 1511 nog bezit in Aalsum. Tieska Syptsma en zijn zuster verhuurden toen namelijk Syptsma-gued, groot 107 pondemaat, aan een pachtboer. In een proces tegen Poppe Mellema wordt Gercke Tyessens alias Hemminga als erfgenaam van een Rytscke Sypsma erkend als eigenaar van Sipsma goedt. In 1543 was Gerckes dochter Eesck de eigenares: er was toen sprake van Sypsma maeden, nv toecommende den eygendom Eesk (T)iessens. Ook Gercke Tjessens lijkt dus getrouwd geweest te zijn met een dochter Syptsma,(*2) waardoor Syptsma-goed aan de Tjessens' kwam. De grootte en het floreenbedrag (107 pondemaat, fl. 30-7-0) maken het waarschijnlijk dat Syptsma-gued met Stinstra-state bij de grens met Wetsens (FC13; 100 pondemaat, fl. 28-7-0. Niet te verwarren met Stinstra-sate, FC6!) kan worden gelijk gesteld. De ligging vlakbij Stinstra van de waarschijnlijk eveneens van de Sypsma's afkomstige sate op de Sandweg van de Hania's (in 1511) sluit mooi bij deze hypothese aan. Uit 1583 is een mooie beschrijving bewaard gebleven van de onderdelen en de inventaris van de boerderij van Jan Petersz toe Stins, het genoemde Stinstra. Een stins wordt - behalve in de naam - dan niet genoemd. Er is geen relatie met een oude familie Stinstra; de naam Stinstra lijkt eenvoudig "bij/op de stins" te betekenen. Blijkens een beschrijving in het Weesboek in 1583 was het huis van 'Jan Petersz toe Stins', waar diens weduwe nu in woonde, 'lanck omtrent VI vack het voerhuijs mitten coecken, ende ‘t achterhuijs lanck omtrent XII vack mit drie opgaende gevels ende een peerdegevel mit een melckkaemer ter sijden daer aen ende noch een cleijn huijs tsijden achter daer aen lanck omtrent VI vack, een groete hoyberch van VII roeden.' Er stond dus een oudfries langhuis, waarvan het voorste gedeelte, dat tevens de keuken bevatte, zes gebintvakken lang was en het achterhuis twaalf gebinten had. Tussen voor- en achterhuis was een brandgevel en ook voor en achter werd het huis gevat tussen stenen gevels. De melkkamer was terzijde en had, als wij goed lezen, een 'paardegevel', waarschijnlijk een niet van een top voorziene gevel. Het hooi werd bewaard in een vrijstaande hooiberg. Van de inboedel worden genoemd onder andere 'zeven taferelen van de zeven planeten'. Van de stins waarnaar de familie heet is overigens niets bekend; Schotanus geeft slechts een stemmende plaats. In 1640 was die eigendom van Thomas Allerts te Harlingen en werd gebruikt door Esge Allerts, mogelijk zijn broer. Het floreenkohier van 1700 vermeldt ‘Joannis Gerloffs tot Doccum’ als eigenaar, die de 100 pondemaat (ca. 37 ha.) grote boerderij verpachtte aan Sybren Jaeckles. Het goed was in 1728 eigendom van Gerloff Johannes te Dokkum, ongetwijfeld een zoon van de vorige eigenaar. In 1832 was het weer in Harlinger handen, nl. die van Dirk Fontein. Thans staat op het omgrachte terrein een boerderij van het kop-hals-romptype, waarvan het woonhuis deels uit mopsteen is opgetrokken en een steil zadeldak heeft tussen topgevels, bekroond door schoorstenen met borden. De voorgevel van het binhús had blijkens duidelijke sporen in het metselwerk ooit twee vensters, ieder onder een boogveld en terzijde een iets hoger en smaller venster. In de geveltop zijn tussen de latere vlechtingen langs de zijden resten van dekplaten van een trapsgewijs toelopende gevel blijven zitten. Ook lijken de tegenwoordige houten kozijnen stenen kruiskozijnen te vervangen. De aan boerderijgevels ongebruikelijke waterlijst, die trouwens een ongebruikelijk profiel heeft, zou uit een vorige bouwfase hergebruikt kunnen zijn. Zo er al een gedeelte behouden is van een vorige gevel, dan zal de bouwtijd daarvan toch niet veel vroeger dan in de 17e eeuw geplaatst moeten worden. De tegenwoordige indeling van het voorhuis, de topgevel met vlechtingen langs de zijden en de grote schoorstenen met borden, evenals de sparren waaruit de kapspanten bestaan, wijzen op een ontstaansdatum van het tegenwoordige woonhuis van eind 18e-begin 19e eeuw. Ook een gardenierswoning in de onmiddellijke nabijheid ten noorden van Stinstera, die omstreeks 1970 is afgebroken, was grotendeels uit grote afbraaksteen opgetrokken. (*1) Zie Hania te Bornwirderhuizen, en Hania te Holwerd. (*2) Zijn vermoedelijke broer Ulbe Tjessens had door zijn huwelijk met een meisje Hania een vrouw Syptsma als schoonmoeder. |
Bewoners |
1511 Tieska Syptsma en zijn zuster Gercke Tyessens alias Hemminga 1543 Eesk Tiessens 1583 Jan Petersz toe Stins 1640 Thomas Allerts 1700 Joannis Gerloffs 1728 Gerloff Johannes 1832 Dirk Fontein 1978 fam. Meindertsma |
Huidige doeleinden | Op het stateterrein staat een boerderij. |
Opengesteld | n.v.t. |
Foto's |
![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() |
Bronnen |
Tekst: Jan Leemburg P.N. Noomen, De stinzen in middeleeuws Friesland en hun bewoners, 2009 Herma M. van den Berg, De monumenten van geschiedenis en kunst, Noordelijk Oostergo, De Dongeradelen De website hisgis Nieuwe Dockumer Courant 30-08-1978 Foto’s 1 en 2: “De monumenten van geschiedenis en kunst…” Foto’s 3 t/m 5: Jan Leemburg Afb 1 en 2: “De monumenten van geschiedenis en kunst |