Sythiema State te Hallum

Ligging Deze State stond net ten oosten van de oude dorpskom van Hallum, gemeente Ferwerderadiel.

Tekening van Sythiema State door J. Stellingwerf (1723)

Ontstaan De oorsprong van de stins/state zal in de 13e of 14e eeuw gelegen hebben.
Geschiedenis De oudste vermelding van de Sythiema's is volgens Upcke van Burmania uit 1397. Onne Sythiema zou toen grietman van Ferwerderadeel zijn geweest. Mogelijk was hij dezelfde als Onna Sikama tho Hallum die in 1408 als zegelaar voorkomt. In een volgende generatie wordt een Syds Sithiema genoemd, die met Fettie te Bornwerd trouwde, mogelijk stammend uit de Remmersma's van Dokkum en later hertrouwd met Sape Minnoltsma te Bornwerd.*
De filiatie van de Sithiema's in de 15de eeuw is verder op sommige punten problematisch. Ongetwijfeld is er continuďteit vanuit de 14de eeuw, maar de details zijn nog niet duidelijk. Vooral de relatie met de Botnia's van Marrum, de Sickema's te Hallum en de Jellinga's te Britsum is onduidelijk.

Rond 1461 kreeg ene Tzaling Sytyama een geschil met een andere Hallumer edelman, Schelte Jaijama. Op Palmzondag van het volgende jaar daagden zij elkaar uit tot een tweegevecht in Marrum, met als gevolg dat Tjalling dodelijk gewond raakte en stierf. Hij had echter zijn tegenstander in een knie geraakt, die daar later aan overleed. De geschiedschrijver Occo Scharlensis schrijft over Tjalling: "dat hij was een zeer stout en koen man, de stoutste en onversaagste onder alle heerschappen op die tijd in Friesland, die veel oorloogde tegen de vetkoopers in Ferwerderadeel en daaromtrent, want hij ze een groot vijand was." Zijn vroegere vrienden moeten hem wel heel erg verraden hebben om zo’n haat te verdienen. Volgens Worp van Thabor zou Tjalling overigens van oorsprong echter geen Sythiema maar een Botnia geweest zijn. ** Of dat werkelijk het geval was is nog steeds niet met zekerheid bekend. Ook in de 16de en 17de eeuw bestonden hierover al vragen. Upcke van Burmania, Winsemius en Schotanus bijvoorbeeld suggereerden dat Tjalling Sytyama alias Botnia inderdaad een verwant was van de Sythiema's. Uit wraak voor zijn doodslag zou de Britsumer hoofdeling Lieuwe Jellinga, evenals Tjalling Botnia/Sythiema een Schieringer en volgens Burmania een zoon van Syds Sithiema en Fettie te Bornwerd, in 1463 Remke Donia hebben verbrand. ***
Een zoon van Syds Sithiema en broer van Lieuwe Jellinga was volgens Burmania Onne Sithiema die in 1472 grietman van Ferwerderadeel geweest zou zijn. Onnes zoon Syds Sytiama (ook Sixtus genoemd) stelde in 1498 zijn hues to Hallum by nacht ende by dey open voor de stad Leeuwarden. In 1500 was hij grietman van Ferwerderadeel en in 1505 werd hij onder de edelen van Ferwerderadeel genoemd. Zijn weduwe Womck Juckema was in 1511 eigenares en gebruikster van Sythiema state.

Na Womcks dood vererfde Sythiema state op hun zoon Haring. Hij was in 1549 lid van Gedeputeerde Staten en ‘medegecommitteerde’ voor het regelen van een geschenk aan de prins van Spanje, die later koning Philips II zou worden. Ook was hij afgevaardigde op de landdag van 17 januari 1550, waarop de eed van huldiging aan Philips II besproken werd, voor het geval keizer Karel V zou overlijden. In 1540 had Syds van Tiaerda, getrouwd met Harings zuster Moed al op de state geaasd: in zijn testament van dat jaar stelde hij dat het leek dat Haring zonder kinderen zou sterven; also verhoepen myn huusfrowe ende ick dat hy dye state, te weten dat tymmert, bespreken sal een van onse soens. In 1550 vermaakte Jeye Sickinghe, vrouw van Haring Sythiema, haar aandeel van Sythiema husingen ende tymmeringe, structuren ende edificien, groot ende cleyn, sampt hoff, plantinge van bomen, opgravinge van grafften ende dergelycke, met levende beesten, rechten en ghewalt aan haar man. Ook zij hield er rekening mee dat Haring zonder kinderen zou sterven; in dat geval zouden de kinderen van Moed en Syds Tiaerda het hele goed erven. Jeye overleed in 1552 en Haring heeft voor haar graf een zerk laten maken door de vermaarde steenhouwer Benedictus Gerbrands te Franeker. Na Jeye's dood hertrouwde Haring, ridder van Jeruzalem, met His van Eminga die in 1578 nog op Sythiema woonde. Hun portretten uit 1603 afkomstig van Wiarda State hangen in het Fries Museum te Leeuwarden. Bij His kreeg Haring alsnog verschillende kinderen. In 1580 woonde hun zoon Syds Sythiema op de state. Hij was getrouwd met Frouck van Cam¬mingha en ook hun portretten uit 1608 zijn in het Fries Museum. In 1640 was hun zoon Haring eigenaar. Deze Haring van Sythiema II was een van de te Hallum wonende landjonkers aan wie op 19 februari 1664 door de Staten van Friesland octrooi (vergunning) gegeven werd voor de aanleg van een trekweg langs de vaart van Hallum naar de Dokkumer Ee. Hij erfde van zijn tante His van Eminga in 1657. Het wapen van Haring en zijn vrouw Perk van Ringia kwam voor op de poort van Wiarda State te Goutum; wellicht woonde het paar daar. Zij zijn te Hallum begraven onder de zerk van zijn ouders.
Hun dochter, laatste van Sythiema, huwde Frans Hessels van Eminga en stierf jong in 1675. Hij hertrouwde een naamgenote en benoemde tot zijn erfgenaam zijn zoon Syds Hessels. Deze komt volgens Cannegieter voor in het floreenkohier van 1698 en sterft in 1708. In het stemkohier van 1698 is Arent van Bolten curator over Syds Hessels. In 1728 vererft Sythiema State aan Ruurd van Burmania getrouwd met Elisabeth van Eminga en zo komt de state in handen van Minno Frans van Burmania, die tevens eigenaar was van Walta State te Bozum, dat hij liet slopen. Daar Walta echter belast was met een fidei commis daterend van 1538, maakte de weduwe Ewsum, vrouwe van Lulema daartegen bezwaar en de erfgenaam van Minno Frans, Sixma van Andla was niet zo goed of hij moest Walta State herbouwen. Daartoe liet hij op zijn beurt Sythiema State te Hallum slopen. In 1796 worden het hornleger en de terreinen verkocht waaronder de 'poortfenne', het appelhof en ‘de trans over het geheel'. D. Cannegieter vermeldt dat er `enige jaren geleden' een paar kelders gevonden zijn en dat het `fraaie bosch binnen de grachten de laatste jaren' geheel is uitgeroeid.

Het geslacht Van Sythiema had twee grafkelders in het koor van de Hallumer kerk. Op de steen die de ingang van de eerste kelder bedekte worden de namen Haringh Onne van Sijthiema, Hessel van Sijthiema, Idsaert van Sijthiema en Bibiana van Sijthiema vermeld. Daarnaast ligt een zerk van Sijds van Sijthiema (overl. 1636) en zijn vrouw Frouck van Kamminga (overl. 1623). Op deze zerk hebben de kwartierwapens van Sytthiema, Eminga, Roorda, Camminga, Ringia, Goslinga, Donia en Liauckama gestaan. Tevens staat op deze zerk dat op 11 juli 1668 de "Edele en Erentpheste Joncker Haring van Sijthiema op Sijthiema, oud 57 jaren" gestorven is en zijn vrouw Perck van Ringia in 1673, nog maar 40 jaar oud. Op 18 juli 1675 is overleden Bouck Susanna van Sythiema, de vrouw van de hoog welgeboren heer Frans van Eminga, nog maar 18 jaar oud.

Met Offinga en Goslinga behoorde Sythiema tot de belangrijkste staten van Hallum, als we dit tenminste afmeten aan de grote omgrachte stinsterreinen en de nabijheid van het dorp en de kerk. Op de kaarten van Sibrandus Leo (1579) en Winsemius (1622), en ook op latere kaarten, is Sythiema steeds als adellijke state aangegeven.
De kadasterkaarten geven het terrein duidelijk aan. Het was rechthoekig en omgeven door een gracht, waarbinnen nog een omgracht eiland was gelegen. Naar de Heer Regnerus te Hallum, die het terrein jaren bewerkte, rond 1980 meldde, zou daar veel puin gevonden zijn en een stins gestaan kunnen hebben. In het overige terrein zag men zich kronkelpaden aftekenen, kennelijk resten van het door Cannegieter vermelde bos. In 1977 is het terrein bouwrijp gemaakt en zijn in de lijn van het nog bestaande Poortepad fundamenten gevonden van een poortgebouw over een gracht (afb. 193-195). Het poortje, dat in 1899 afgebroken is, was volgens de tekening van D. Cannegieter en Bulthuis/Stellingwerf 1671 gedateerd.

Volgens gegevens van het Biol. Archeologisch Instituut, dat de opgraving uitvoerde, bestond het opgaande metselwerk van het poortgebouw beneden aan uit rode baksteen van 26 x 6,5 cm, hogerop uit gele steen van 20,3 x 4,5 cm met een buitenzijde van paarsrode steen van 18,5-19 x 4,5 cm. De overspanning onder de brug was krap 2 m tussen twee landhoofden, die aan de landzijden twee oudere funderingen bevatten met steunbeerachtige blokken metselwerk, waarin de aanzet van gemetselde bogen te zien was. De 17e-eeuwse poort verving dus een gemetselde boogbrug, waarvan onzes inziens het middendeel beweegbaar geweest moet zijn. De voor- en achtergevel van de 17e-eeuwse poort zullen ter plaatse van de oudere pijlers gestaan hebben. Zij waren gefundeerd op een bed van balken. De wangen van de landhoofden waren gekoppeld door vier lange trekbalken met ankers, twee op oudere boogaanzetten en twee in de onderbouw van de voor- en achtergevel van de poort.
De tekening van Stellingwerf toont een samengesteld gebouw, waarvan het ingangsgedeelte en de haaks daarop staande vleugel onderkelderd waren. Mogelijk stamde het ingangsgedeelte nog uit de Middeleeuwen en werd daar in de 16e eeuw een woonvleugel aangebouwd. De kruiskozijnen staan daar immers nog in nissen en de topgevels hebben kleine pinakels. Later zou dat gedeelte uitgebreid kunnen zijn en van een haaks erop staande aanbouw voorzien en van een lager gedeelte aan het oudste bouwblok. Dateringmogelijkheden zijn van deze tekening overigens niet af te lezen.

* Zie Minnoltsma te Bornwerd en Remmersma te Dokkum.
** Eén mogelijke verklaring voor de dubbele naam Sytyama alias Botnia is verwarring met Tzaling Botnia's kleinzoon Tzialingh Sidsez Sitzema of Botnia. Zie Botnia State te Marrum en GJB (1998) 136-137. Een andere verklaring kan zijn dat Tjalling Botnia inderdaad verwant was met de Sythiema's.
*** Bij Worp van Thabor worden de beide gebeurtenissen nog niet expliciet met elkaar in verband gebracht. Zie ook Jellinga State te Britsum, Botnia State te Marrum, Donia en Jayema State te Hallum.
Bewoners 1307 Oene Sijthiema
1420 - 1461 Tjalling Sythijema
- 1505 Syds van Sythiema en zijn vrouw Womck Juckema
1505 - 1522 Womck Juckema
1522 - 1557 Haring van Sythiema
- 1636 waarschijnlijk Sijds van Sijthiema
- 1668 Haring van Sythiema en zijn vrouw Perck van Ringia
1668 - 1673 Perck van Ringia
1673 - 1675 Bouck Susanna van Sythiema en Frans Hessels van Eminga
1675 - 1698 Frans Hessels van Eminga
1698 - 1708 Syds Hessels van Eminga
1728 Ruurd van Burmania getrouwd met Elisabeth van Eminga
Minno Frans van Burmania
Sixma van Andla
Huidige doeleinden Er is niets van deze state terug te vinden.
Opengesteld n.v.t.
Foto's Tekening van de poort door D. Cannegieter uit 1861 Kaartje van Hallum met daarop de 3 belangrijkste States Kaartje met de Stinsen rond Marrum, Hallum en Hijum
Foto van de opgegraven funderingen van de poort
Bronnen Tekst: Jan Leemburg
D. Cannegieter, Geschiedkundige herinneringen van Hallum, artikelen in de Friesche Almanak van 1851 en 1852
G.A. Wumkes, Stads en Dorpskroniek van Friesland, 1930
Herma M. van den Berg, De monumenten van geschiedenis en kunst, Noordelijk Oostergo, Ferwerderadeel, 1981
P.N. Noomen, De stinzen in middeleeuws Friesland en hun bewoners, 2009
Archief J. Leemburg
Afb. 1 t/m 4: archief J. Leemburg
Foto 1: J. Leemburg